Onderwerp: MUZIEK, FESTIVAL, TONEEL
22 Mei 2014
Een spervuur van liefde en wanhoop
Tekst: Youetta Visser Foto's: Roel van Berckelaer en Bart Koetsier (foto1)
Veeartsenijterrein
Op de plaats waar vroeger paarden op de snijtafel lagen, wordt nu de liefde ontleed. Vier mensen, twee mannen en twee vrouwen, schreeuwen het uit, tergen en paaien elkaar en proberen wanhopig contact te maken. Hun woorden buitelen over elkaar in een onontwarbare kluwen van gevoelens. 'Crave' van toneelschrijfster Sarah Kane wordt op machtige wijze neergezet door De Utrechtse Spelen, die speciaal voor SPRING2014 samenwerkt met het Rosa Ensemble.
Middelpunt van de aarde
Zo kan theater ook zijn. Een simpele enscenering: op het balkon vier musici van het Rosa Ensemble die minimalistische klanken uitstrooien op het slagveld van de liefde beneden. Beneden een kale ruimte. Daarin vier spelers, een bed, een bank, een stoel, een bal en een fiets. Hier en daar drupt water op de vloer. Al vanaf de eerste zin is het raak: "Voor mij ben je dood." Het vormt de opmaat voor een voorstelling vol oerzinnen en oerbeelden over de liefde, emotionele kwetsuren van vroeger en zelfs van vorige generaties. Een vrouw vertelt dat ze haar opa en oma verrast tijdens het vrijen. Maar haar moeder eist deze ervaring op: opa was immers al dood vlak na haar geboorte? Een jonge man zegt monotoon dat hij uit zijn baan schiet, nu het middelpunt van de aarde is verschoven. Zijn geliefde heeft hem verlaten. Op een minutenlange temende liefdeslitanie van een oudere man volgt de zin van een vrouw: "Ik voel niets."
Regisseur Thibaud Delpeut drijft de vier spelers tot grote hoogte. Zij lijken moeiteloos mee te drijven op de golven van grote gevoelens, houden hun emotie lang op de voorgrond vast en spugen de woorden de zaal in. Het is soms zwaar om naar hun kwetsbaarheid te kijken. Doordat zij regelmatig wisselen van plek en soms wel en soms niet op elkaar lijken te reageren, blijft de spanning en het contact met het publiek behouden in deze tekstuele voorstelling. Af en toe flitst een enkel uitgelicht stilstaand beeld langs dat iedereen de adem beneemt. Boem. En dan verder.
Een voorstelling als een spervuur van onmacht. Zoals geoefende voetballers elkaar blindelings de bal kunnen toespelen, zo volgen de zinnen van de spelers elkaar in rad tempo op. Het publiek heeft geen verweer. In het begin probeert het nog uit elkaar te houden wie wat zegt en wie met wie een relatie heeft. Of wie welke trauma's heeft opgelopen. Later doet het er niet meer toe. Wat blijft is het beeld van een man en een vrouw, hun hoofden leunend op een kussen tegen de muur, een jas over hun schouders. Het voldoet om een bedscène van samenslapen en het eenzame opstaan uit een omhelzing neer te zetten. Het publiek wil wel, maar kan uiteindelijk niet tot een staande ovatie komen; zij moeten even bijkomen op hun stoel.